Substitutie tussen huishoudelijke hulp en andere thuiszorg beperkt de mogelijkheden voor kostenbeheersing
In veel rijke landen zijn stijgende uitgaven aan ouderenzorg een belangrijke bron van zorg en een aanleiding voor beleidsmakers om maatregelen te nemen om die uitgaven onder controle te houden. De organisatie en financiering van ouderenzorg is echter in vrijwel alle landen sterk gefragmenteerd, wat mogelijk leidt tot waterbedeffecten: bezuinigingen in een deel van het systeem leiden mogelijk tot verplaatsing van de zorgvraag en daarmee tot stijgingen elders. Die verschuivingen zijn mogelijk aanzienlijk en doen een groot deel van de kostenbesparing teniet. Om deze hypothese te toetsen analyseren we de gevolgen van een verandering van het budget dat Nederlandse gemeenten krijgen om de via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gefinancierde huishoudelijke hulp – de meest gebruikte vorm van thuiszorg – te organiseren. De budgetverandering die we analyseren had gevolgen voor van huishoudelijke hulp, maar dit effect werd teniet gedaan door in de tegenovergestelde richting van het gebruik van via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gefinancierde help. Het effect op de totale uitgaven aan ouderenzorg was daardoor veel kleiner dan het effect op het gebruik van huishoudelijke hulp doet vermoeden. Dit resultaat suggereert dat het onderscheid tussen WMO en AWBZ het beïnvloeden van thuiszorg-gebruik bemoeilijkte. Ook suggereert het dat coördinatieproblemen mogelijk nog steeds voorkomen in Nederland, want thuiszorg wordt nog steeds uit meerdere bronnen gefinancierd. Dit geldt ook voor andere landen waar de financiering en organisatie van thuiszorg gefragmenteerd is.