Een urgente vraag betreffende de toekomstige organisatie van het Nederlandse pensioenstelsel is of het solidariteitsniveau tussen deelnemers aan pensioenfondsen kan worden gehandhaafd. Als gevolg van de verplichte toetreding tot het pensioenfonds van de werkgever, zorgt het Nederlandse pensioenstelsel inherent voor solidariteit op verschillende niveaus (Hoff 2015). Door collectieve risicodeling is er bijvoorbeeld solidariteit binnen een generatie pensioenspaarders, en dankzij risicodeling in de tijd is solidariteit tussen generaties ook een integraal onderdeel van het huidige stelsel (Bonenkamp et al. 2014).

Het in stand houden van solidariteit binnen de tweede pijler van het huidige pensioenstelsel wordt moeilijker vanwege de toenemende heterogeniteit van pensioendeelnemers (bijv. uiteenlopende loopbaantrajecten, toenemende verschillen in opleidingsniveau), demografische veranderingen (vergrijzing) en grotere arbeidsmarktflexibiliteit. Daarnaast is de afgelopen jaren het beleggingsrisico verschoven van het collectief naar de individuele pensioendeelnemer (Dellaert en Ponds, 2015). In een collectieve regeling leidt deze toegenomen heterogeniteit van pensioenfondsdeelnemers vrijwel onvermijdelijk tot meer herverdeling binnen en tussen generaties via risicosolidariteit. De vraag rijst of deelnemers bereid zijn de verhoogde kosten van solidariteit te dragen, en zo ja, in welke mate?

De voorkeur van deelnemers voor solidariteit blijft mogelijk bestaan met betrekking tot onverwachte individuele (micro)risico’s, maar geldt dat ook voor verschillen in collectieve (macro)risico’s (bijv. verschillen in levensverwachting)? Wat is het verband tussen solidariteitsvoorkeur en individuele sociaaleconomische kenmerken? Zijn hoger opgeleiden bijvoorbeeld solidairder dan lager opgeleiden, en zijn vrouwen solidairder met mannen? Of is het juist andersom? Het vinden van antwoorden op deze vragen is van essentieel belang voor doelgericht en effectief pensioenbeleid. Om deze antwoorden te vinden, moet het verband tussen sociaaleconomische kenmerken (inclusief generatielidmaatschap) en solidariteitsvoorkeuren binnen en tussen generaties worden gemeten. Tot dusver zijn er alleen enquête-onderzoeken uitgevoerd waarin naar opvattingen over solidariteit is gevraagd (van Dalen en Henkens 2016, Hoff 2015). Interessant is dat onderzoek van Hoff (2015) aanwijzingen bevat dat er grenzen aan de solidariteit met andere bevolkingsgroepen.

Deze onderzoeken zijn belangrijk en geven stof tot nadenken. In de onderzoeken wordt echter alleen naar opvattingen gevraagd en ze worden gekenmerkt door de onduidelijkheden en inconsistenties (sociaal wenselijke antwoorden) die inherent zijn aan enquête-antwoorden. In het bijzonder kan niet worden beoordeeld of en hoe bepaalde opvattingen over pensioensolidariteit worden weerspiegeld in feitelijk gedrag. Door gebruik te maken van methoden uit de experimentele economie en feitelijke keuzes te koppelen aan administratieve gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), wordt met dit ‘topicality’-project een eerste verband gelegd tussen de voorkeuren voor intra- en intergenerationele solidariteit die blijken uit keuzes en sociaaleconomische kenmerken in een representatieve steekproef van Nederlanders.

Lees paper hier.

Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement, is een denktank en kennisnetwerk. Netspar is gericht op een goed geïnformeerd pensioendebat.

MEER OVER NETSPAR


Missie en strategie           •           Netwerk           •           Organisatie           •          Podcasts
Board Brief            •            Werkprogramma 2023-2027           •           Onderzoeksagenda

OVER NETSPAR

Onze partners

B20231704_DNB_Blacklogo
svb
B20211216_shell download
B20160708_uva
B20200924_Ortec Finance logo 250px_banner_small
Bekijk al onze partners